
Bijtelling bij vervangende leaseauto’s.
Als werkgever bied je jouw medewerkers vaak een leaseauto aan als aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarde. Het leasen van een auto brengt echter niet alleen mobiliteit met zich mee, maar ook fiscale gevolgen: de bijtelling. Wat veel werkgevers (en werknemers) zich niet realiseren, is dat deze bijtelling onder druk kan komen te staan bij het gebruik van een vervangende auto — bijvoorbeeld bij schade of onderhoud.
Een praktijkvoorbeeld: van 55K naar 38K
Stel, een medewerker rijdt in een leaseauto met een cataloguswaarde van €55.000. Door schade moet de auto naar de garage en de medewerker krijgt voor drie weken een vervangende auto mee met een waarde van €38.000. Formeel gezien geldt voor deze periode een lagere bijtelling. Maar wat betekent dit in de praktijk?
Bij kortdurend vervangend vervoer — denk aan één of twee dagen — is het niet praktisch of wenselijk om de bijtelling aan te passen. De administratieve lasten wegen dan vaak niet op tegen het voordeel. Maar bij langere periodes, zoals twee of drie weken, kan het verschil in bijtelling ineens wél substantieel zijn. En daar zit nu precies de crux: wat spreek je hierover af?
Waarom duidelijke afspraken essentieel zijn
Zonder heldere afspraken loop je als werkgever het risico op discussie en scheve verwachtingen bij werknemers: de één krijgt de bijtelling aangepast, de ander niet — afhankelijk van de situatie, het moment of zelfs de HR-medewerker die het verwerkt.
Wat kun je als werkgever doen?
Vast leggen wanneer bijtelling wordt aangepast: Bepaal een minimale termijn waarin een vervangende auto gebruikt moet worden voordat aanpassing van de bijtelling overwogen wordt.
Overleg met de leasemaatschappij en/of salarisadministratie: Stem af hoe vervangende auto’s administratief worden geregistreerd en hoe eenvoudig het is om bijtelling tijdelijk aan te passen.
Conclusie
Vervangend vervoer klinkt simpel, maar heeft fiscale gevolgen die al snel over het hoofd worden gezien. Door nu goede afspraken te maken over bijtelling bij tijdelijke vervangende auto's, voorkom je misverstanden en onnodige administratieve rompslomp. Benieuwd of je autoleaseregeling nog up-to-date is?
Neem gerust contact op met een van onze ‘heroes’.
Een praktijkvoorbeeld: van 55K naar 38K
Stel, een medewerker rijdt in een leaseauto met een cataloguswaarde van €55.000. Door schade moet de auto naar de garage en de medewerker krijgt voor drie weken een vervangende auto mee met een waarde van €38.000. Formeel gezien geldt voor deze periode een lagere bijtelling. Maar wat betekent dit in de praktijk?
Bij kortdurend vervangend vervoer — denk aan één of twee dagen — is het niet praktisch of wenselijk om de bijtelling aan te passen. De administratieve lasten wegen dan vaak niet op tegen het voordeel. Maar bij langere periodes, zoals twee of drie weken, kan het verschil in bijtelling ineens wél substantieel zijn. En daar zit nu precies de crux: wat spreek je hierover af?
Waarom duidelijke afspraken essentieel zijn
Zonder heldere afspraken loop je als werkgever het risico op discussie en scheve verwachtingen bij werknemers: de één krijgt de bijtelling aangepast, de ander niet — afhankelijk van de situatie, het moment of zelfs de HR-medewerker die het verwerkt.
Wat kun je als werkgever doen?
Vast leggen wanneer bijtelling wordt aangepast: Bepaal een minimale termijn waarin een vervangende auto gebruikt moet worden voordat aanpassing van de bijtelling overwogen wordt.
Overleg met de leasemaatschappij en/of salarisadministratie: Stem af hoe vervangende auto’s administratief worden geregistreerd en hoe eenvoudig het is om bijtelling tijdelijk aan te passen.
Conclusie
Vervangend vervoer klinkt simpel, maar heeft fiscale gevolgen die al snel over het hoofd worden gezien. Door nu goede afspraken te maken over bijtelling bij tijdelijke vervangende auto's, voorkom je misverstanden en onnodige administratieve rompslomp. Benieuwd of je autoleaseregeling nog up-to-date is?
Neem gerust contact op met een van onze ‘heroes’.
